All Categories
Featured
Table of Contents
Als atelierdocent moet je durven zeggen: nee, architectuur is iets anders! Het is aan de studenten om het daar – achteraf – oneens mee te zijn; zolang ze in mijn atelier studeren, wordt hen gevraagd om te werken binnen een relatief afgelijnd architecturaal kader (Ruimtelijk wonen). Het gaat dan wel om jouw opvatting – heb je geen schrik dat je studenten aanzet tot na-apen? Als Erasmusstudent in Milaan heb ik een studio gevolgd van Giorgio Grassi
Zonder dat Grassi daarom vraagt, gebruikt iedereen dezelfde pantonestiften (Binnen-buiten beleving). Dat is storend, en het wordt zelfs karikaturaal: de projecten voldoen niet aan de verwachtingen, maar ze lijken wel door Grassi getekend. architect west-vlaanderen. Natuurlijk doen studenten vaak wat ze denken dat jij verwacht, maar ik maak me toch sterk dat ik toestanden als bij Grassi weet te vermijden
Voor studenten is dat soms moeilijker omdat er wel een kader geldt, maar geen expliciete taal wordt opgelegd. Op de website van je bureau Bovenbouw staat een zinnetje dat mij fascineert: ‘Bovenbouw maakt architectuur die zichzelf is, wars van het krampachtig verlangen avant-garde te zijn - Architectuur en experiment.’ Probeer je dat ook als docent te bewerkstelligen: studenten die krampachtig verlangen avant-garde te zijn, op andere gedachten brengen? Het probleem is dat er vandaag handzame pseudocanons bestaan in de architectuur
Eenvoudige recepten als een window shuffle laten hen toe om een gebouw snel van een frisse identiteit te voorzien. Dat makkelijke succes probeer ik tegen te gaan door ongebruikelijke referenties voor te stellen (Architectuur en stedelijke innovatie) - architect industriebouw west-vlaanderen. Zo ontstaan er studies van de architecturale vormentaal die voor de studenten – en vaak ook voor mezelf – nieuw zijn
Dat is voor mij de definitie van architectuur: een formele relatie aangaan met de geschiedenis. Jan, jij bent docent op de Campussen Sint-Lucas Brussel en Gent van de KULeuven, en programmadirecteur van de permanente onderwijscommissie architectuur - Het ontwerpen van publieke instellingen. Jo, jij hebt lesgegeven aan de Universiteit Gent en aan Sint-Lucas. Samen met Inge Vinck, met wie jullie een bureau leiden in Gent, hebben jullie gedoceerd aan het Sandberg Instituut in Amsterdam, La Cambre in Brussel en de TUDelft, en op dit moment geven jullie les aan de architectuuracademie van Mendrisio en de École polytechnique fédérale de Lausanne
We werken in het buitenland als bureau: in Delft, in Lausanne en Mendrisio gaat meestal afwisselend een van ons drieën naar het atelier (moderne architectuur west-vlaanderen). De studenten appreciëren het dat ze telkens een andere, maar toch ook aanverwante stem te horen krijgen - Staal en hout in harmonie. We spreken elkaar zeker niet tegen, maar elk van ons legt de nadruk op andere aspecten
Hoe worden jullie oefeningen georganiseerd? Onze studenten moeten in de eerste plaats letterlijk aan tafel komen zitten, dat is het belangrijkste: we organiseren een soort snelschaak. Voorts kan ik enkel herhalen dat ons onderwijs gebaseerd is op de manier waarop wij als architecten werken. Natuurlijk dak. Maak je dan niet een soort stijlatelier? Misschien, maar dat is niet noodzakelijk een probleem
Je wordt als student tijdens een vijfjarige opleiding met bijna tien extreem verschillende methodes geconfronteerd. Dat is waardevoller dan wanneer een school één traditie vertegenwoordigt, en sluit meteen het gevaar voor epigonisme uit. Voor de studenten is dat niet makkelijk - De toekomst van de buitenruimte. Stel je voor: er zijn studenten die een semester bij Kersten Geers les volgen, en zich het volgende semester voor ons atelier inschrijven
Je bent als praktijkdocent verplicht om te doceren zoals je werkt - Architectuur en leefkwaliteit. Toch is er een belangrijk verschil met de context van het architectuurbureau. Het gesprek dat je met bureaumedewerkers voert dient als katalysator voor je eigen ontwikkeling; in de school voer je dat gesprek daarentegen opdat de student zich ontwikkelt
Ook zijn of haar fascinaties zijn belangrijk. In ons bureau maken wij het ontwerp; in een studio willen we juist vermijden dat het werk van de studenten op het onze lijkt (Natuur als architectonisch uitgangspunt). Jullie hebben beiden architectuur gestudeerd aan Sint-Lucas Gent, eind jaren tachtig en begin jaren negentig. Ging het er toen anders aan toe? Ongetwijfeld! Er is vandaag een grotere hang naar veiligheid en comfort
Studenten gaan bij wijze van spreken om zes uur naar huis omdat het eten bij mama en papa net als vroeger op tafel staat - Boerderij herinterpretatie. Ik merk dat aan de Brusselse studenten – wat een stad, wat een mogelijkheden, zeker als je uit de provincie komt! En wat zie je: haast niemand zit daar op kot
Wellicht is het onderwijs zelf ook veranderd… Ja, men leert studenten te veel om enkel aandacht te hebben voor prestaties die gemeten kunnen worden. Wij gingen als studenten voor het beste ontwerp, zij gaan voor het ontwerp dat de meeste punten haalt. Licht, ruimte en rust. Terwijl het daar niet om zou moeten gaan: de beste ontwerpen draaien uit op een clash, op een debacle zelfs
Ik vind dat onderwijs te maken moet hebben met energie. Architectuur als storytelling. Wat versta je daaronder? Ik spoor studenten bijvoorbeeld aan om een gigantische hoeveelheid tekeningen te maken; ik probeer ze zover te krijgen dat ze bijna ondanks zichzelf bepaalde ideeën op papier zetten – want zo verrassen ze zichzelf en wordt hun zelfbeeld uitgedaagd, niet alleen als ontwerper maar ook als mens
De mooiste momenten in een ontwerpstudio zijn die waarop een student zichzelf en de docent verrast. Ik geloof niet in het indoctrineren van studenten: je moet hen niets opdringen waar ze toch niet van houden - Zachte lijnen in architectuur. Ik vind het boeiend om een student iets te zien maken waarvan je weet dat je het zelf nooit zou kunnen of willen maken
Onze generatie legt meer openheid aan de dag, terwijl de referentiekaders vroeger dwingender waren, eenzijdiger ook. Ik heb les gekregen van Juliaan Lampens. Ik herinner me nog goed hoe dat ging. Als hij een vermoeden van iets interessants op je tekening zag staan, dan ging hij erbij zitten - Architectuur en veerkrachtige gemeenschappen. Als hij dat vermoeden niet had, dan keek hij zelfs niet meer
Dat wordt over Mies van der Rohe ook verteld (Architectuur en de kunst van bouwen). In zekere zin vind ik dat waardevol. Het type van de architect als een ‘grote meester’ die op grond van zijn oeuvre autoriteit bezit en invloed uitoefent als docent, is niet noodzakelijk nefast. Het is misschien jammer dat die soort stilaan verdwenen is
Ik kan me voorstellen dat Lampens of Mies evenmin creatief waren in het bedenken van pedagogische concepten. Een student maakte een ontwerp en werd daarop beoordeeld. Dat soort eenduidigheid lijkt verdwenen. Dat is zo. Vandaag heeft het niet veel zin om studenten één perfect object te laten maken. Rustiek en hedendaags. Ze moeten in de eerste plaats een visie ontwikkelen
We vragen de studenten een huis te ontwerpen met een eenvoudig programma: 150 m2, twee kinderen, een kat en een Märklintrein (Experimentele stedelijke landschappen). Die woning moeten ze uitdenken voor zeven verschillende locaties, bijvoorbeeld in Oostende, in Brussel, in de Ardennen… De vraag wordt dan: hoe ga ik met dezelfde opdracht om in een andere context? Collega’s reageren daar soms terughoudend op
Is die opdracht niet te bescheiden? Wel, dat is ze niet. De studenten worden inderdaad met een klein en tastbaar programma geconfronteerd, maar de complexiteit zit in de context, in de wisselende omstandigheden. Geïntegreerde tuinarchitectuur. Daardoor gaan studenten beseffen dat architectuur méér is dan een gebouw maken of een probleem oplossen, en dat je ook een denklijn, een methode moet ontwikkelen
Latest Posts
Energiezuinig Wonen
Les Meilleures Combinées Pour Petits Ateliers
Techniques De Fraisage Pour Des Assemblages Parfaits


